DE NL Deutsch Niederländisch Übersetzungen für fahren
fahren (Verb)
1
rijden (v n)
to transport oneself by sitting on and directing a horse, bicycle etc., to be transported in a vehicle as a passenger, operate (a wheeled motorized vehicle), convey (a person, etc) in a wheeled motorized vehicle, Fahrzeuge, Automobile
- Fahren ohne Beifahrer
- Alleen rijden zonder passagiers
- Fahren auf Autobahnen nicht erlaubt
- Rijden op snelweg niet toegestaan
- fahren in Kurven;
- Rijden door bochten;
2
varen (n v)
to travel, nautisch
3
navigeren (v)
nautisch
4
chaufferen (v)
Fahrzeuge
5
besturen (n v adj)
to cause to travel through the air, operate (a wheeled motorized vehicle), Fahrzeuge
- Fahren ohne Fahrerlaubnis
- Een voertuig besturen zonder rijbewijs of zonder bevoegdheid dat te doen
6
reisen, to move through space (especially from one place to another)
7
autorijden (v)
Fahrzeuge
Satzbeispiele & Übersetzungen
Fahren unter Drogeneinfluss,
rijden onder invloed van drugs;
Fahren unter Drogeneinfluss,
rijden onder de invloed van drugs;
10 Fahren unter Drogeneinfluss
10 Rijden onder de invloed van drugs
10 Fahren unter Drogeneinfluss
Rijden onder invloed van drugs
FAHREN AUF SICHT
OP ZICHT RIJDEN
- defensives Fahren.
- defensief rijden.
in Kurven zu fahren;
Rijden door bochten;
Defensives Fahren.
defensief rijden.
zu fahren, in dem das
de eurocontanten worden