vroeger (Adjektiv)

1

früher (a)

algemeen, former, previous, tijd, verleden
2

einst (o)

verleden
3

vorher (o)

tijd
4

zuvor (prep adv conj)

at an earlier time, tijd
5

damals (o)

verleden
verleden
7
tijd
8

ehemals (o)

tijd, verleden
9
tijd