spreken (Verb | Nomen)

1

sprechen (n v)

to communicate by speech, woorden, toespraak, to be able to communicate in a language, taal, een gesprek voeren
3

parlieren (v)

een gesprek voeren
4

reden (v)

woorden, to communicate by speech, engage in discussion or conversation, een gesprek voeren
5

Sprechen (n)

aktie
toespraak
toespraak
8
woorden